Ik wacht. Ik weet niet. Ik ben kwijt. Ik zoek.
Het is de tussentijdse conclusie van twee jaar het studentenleven te leven. Al twee jaar word ik ondergedompeld in een nieuwe wereld met al haar dimensies, zowel in coronatijden als post-corona. Ik blijf ontdekken, beleven en worden, maar ik verlies ook. Het is opbouwen en afbreken. Het is zijn en niet meer zijn. Het is kwijtraken en zoeken. Het is (vaak) alleen achterblijven.
Ook wanneer alles steeds meer op z’n plaats lijkt te vallen, kan je kwijtraken.
Er staat me vanaf september – als alles goed verloopt en ik beslis geen verdere studie te doen – nog één jaar studeren te wachten. Als ik terugblik op afgelopen jaren, dan kan ik nauwelijks geloven wie ik vandaag ben en tot wat ik in staat ben. Dan lijkt alles anders, maar kan ik ook nauwelijks geloven dat het ooit anders is geweest. Op twee jaar tijd lijkt het alsof ik in een andere wereld ronddwaal, maar ook het leven in mijn hoofd is drastisch getransformeerd. Er is niet langer mist, maar genoeg zonneschijn.
Hoewel ik gelukkiger ben dan ooit tevoren en ik er soms versteld van sta hoeveel ik op korte tijd heb geleerd, kraakt er ook iets in mij. Ik dacht mezelf gevonden te hebben, eindelijk na al die jaren, maar daar ben ik mezelf ook ergens kwijtgeraakt. Ook wanneer alles steeds meer op z’n plaats lijkt te vallen, kan je kwijtraken.
“Lief zijn”, fluisterde ik zacht. “Ik ben zo hard geworden.”
Toen ik op vakantie net voor het slapengaan aan bedvraagjes deed met mijn zus, stelde ik haar de vraag: “Wat mis je aan je oude zelf?” Ze kaatste na haar antwoord de vraag terug. “Lief zijn”, fluisterde ik zacht. “Ik ben zo hard geworden.”
Het uitspreken van die woorden maakte iets – wat ik al maanden voelde – ineens heel reëel. Het besef dat ik al langer had, drong nu pas echt tot me door. Ik was lang niet de enige die dat doorhad. Ik had het uitgesproken, het was gevoeld en waargenomen. “Daar kan je wat aandoen”, antwoordde ze met een lach. Ik lachte terug, maar ik dacht er verder over na.
Ik kwets terwijl ik liefheb, maar dat precies niet langer zo liefdevol kan uiten.
Twee jaar geleden werd me op het hart gedrukt dat je stevig in je schoenen moest staan voor de journalistieke wereld. Aangezien je – als mogelijk publiek figuur – tegen een stootje zal moeten kunnen met alle meningen en commentaren die online rondzwerven. Ik dacht altijd dat ik veel te soft was en het nooit zou leren, vandaag denk ik er anders over. Ik ben mezelf al wat verloren alvorens ik ook maar één stap in het het wereldje heb gezet.
De laatste maanden slaat mijn gemoed om van het ene op het andere moment, zet ik mijn grove humor niet alleen in om mezelf te bespotten, maar betrek ik er ook anderen bij. Het is ook niet altijd humor, het zijn soms/vaak dagelijkse confronterende en harde opmerkingen geworden. Ik kwets terwijl ik liefheb, maar dat precies niet langer zo liefdevol kan uiten. Ik ben en voel me schuldig, maar het gaat maar niet over. Ik wil stoppen, maar ik blijf doorgaan.
Ik ben verloren. Ik ben kwijtgeraakt. Ik mis me meer.
Ik lijk de knop maar niet te kunnen omdraaien om mijn eerlijkheid en gedachten even in te tomen, om geremd te zijn. Niet elke opmerking is relevant om te geven en toch geef ik ze. Het is al iets dat ik mijn eigen gedrag niet altijd goedkeur, het zelf opmerk en vaak genoeg ook sorry zeg. “Amai wat ben ik weer moeilijk, neerslachtig en hard.” Maar dat is niet genoeg.
Ik ben verloren. Ik ben kwijtgeraakt. Ik mis me meer.
Als mensen me tegenwoordig nog kunnen zeggen dat ik lief ben, ontken ik dat ten stelligste. Ik ben dat ik niet meer, denk ik dan. Zo ben ik geworden, zo ben ik gemaakt. Hard, angstig, het noorden soms kwijt en misschien ook wel verzuurd.
Ik verwijt mijn opleiding soms dat ze deze persoon van me gemaakt hebben, een klein monster met momenten. Maar misschien moet ik de schuld eerder bij mezelf leggen: als ik maar sterker was om niet beïnvloed te worden, dan was ik nu misschien nog meer wie ik was.
Misschien leidt zelf anders liefhebben, ook tot zelf minder geliefd worden.
Het krijgen van veel commentaar, deed me automatisch zelf veel commentaar geven. Ik moest harder worden, zij niet. Het “concurreren” met anderen, deed me steeds eenzamer voelen. Onderweg ben ik niet alleen stukjes van mezelf kwijtgeraakt, maar ook anderen. En dan blijf je alleen achter. Of zo voelt het toch.
Soms lijkt het of ik van alles naar niks ben gegaan. Van openheid naar geslotenheid. Van doen naar denken. Van gerust zijn van mijn plekje in mijn vriendengroep naar veel twijfels of ik er eigenlijk nog wel bijhoor. Misschien leidt zelf anders liefhebben, ook tot zelf minder geliefd worden.
Dus wat doe ik? Ik leg weg, ik stel uit, ik ontken en duw weg.
Ik ben bang. Bang voor wat me nog te wachten staat. Bang om afscheid te nemen van het vertrouwde. Bang om alleen te zijn. Bang om nog meer te verliezen. Dus wat doe ik? Ik leg weg, ik stel uit, ik ontken en duw weg.
Ik blijf het zoeken van stageplekken uitstellen, ik leg mijn boek voor het theoretisch rijexamen weg en duw mensen die te dichtbij komen van me af, want dat is gemakkelijk.
Het gaat goed en ik ben gelukkig, maar toch hoop ik de komende weken en maanden mezelf weer wat terug te vinden. Minder angstig, meer liefde om te geven en opener. Ik weet dat niet elke verandering slecht is, maar ik wil niet altijd verliezen of zoekende zijn, ik wil vooral blijven.