Dagenlang vielen bitterzoute tranen over mijn wangen, moest ik de ene na de andere paniekaanval te lijf gaan, kreeg ik geen hap door mijn keel en kroop ik totaal vermoeid maar slapeloos mijn bed in. Het liefst wilde ik wegrennen. De enige manier om mijn angsten achter te laten.
Na een hels weekend vol piekeren en doemgedachten hebben, was het eindelijk zover. Opeens stond ik voor dat imposante gebouw op Linkeroever waar met grote letters ‘Mediahuis’ op stond. Hier zou ik acht weken lang de sportredactie van Het Nieuwsblad vervoegen. Diep ademhalen. Hopen op het beste. Met goede moed, maar met bang hartje stapte ik binnen… en kwam ik huilend weer buiten.
Compleet overdonderd en mezelf volledig neerhalend, sprak ik paniekerige en huilende spraakberichten in naar die paar vrienden die ik wilde en kon lastigvallen. Verder was ik nauwelijks instaat om te antwoorden, om te bellen of te praten. Ik huilde rivieren. Er was niks dat me kon kalmeren. Gelukkig kon ik thuiskomen in de warme armen van mama en papa. Ze lieten me minder alleen voelen, maar wanneer ik de volgende dag weer alles moest achterlaten, schoten mijn ogen weer vol.
Ik heb ook onderschat hoe het zou zijn om als jong veulen van 21 een mannenwereld binnen te stappen.
“Neen, dit was het niet. Neen, dit is niet wat ik ervan had verwacht. Help, ik heb geen ideeën. Help, die hebben zoveel meer kennis. Help, ik kan dit niet. Ik moet meer doen. Die hebben zoveel ervaring. Hoe ga ik dit acht weken volhouden?”
Ik was er totaal niet op voorbereid. Het zelfvertrouwen dat je door je opleiding, goede examens en taken hebt opgebouwd, wordt helemaal teniet gedaan. Je beseft dat je nog nergens staat, dat het er in de realiteit helemaal anders aantoe gaat. Ik heb ook onderschat hoe het zou zijn om als jong veulen van 21 een mannenwereld binnen te stappen.
Met de maaltijden die ik liet staan, de slapeloze en rusteloze nachten, de huilbuien die paniekerige en onophoudelijke schokken werden, wilde ik steeds meer opgeven. In mijn hoofd dacht ik een nieuw traject uit: ik zou stoppen, mijn stage volgend jaar in het eerste semester wel opnieuw doen op een kleinere algemene redactie en nu rust nemen, een studentenjob doen en verder groeien.
Dat plan bedacht ik al na mijn eerste dagshift. Ik weet het… erg. Ik voelde me een zwakkeling, want wie zou nu al zo snel (willen) opgeven? Ik. Ik loop liever weg dan mijn angsten onder ogen te zien.
Ik loop liever weg dan mijn angsten onder ogen te zien.
Ik legde mezelf al voor ik begon zo’n immens grote druk op, want ik wilde me bewijzen, indruk maken en laten zien dat ik goed was. Ik zag steeds meer in dat ik lerende was en nog niet kunnende. Het doel van stage is geen werknemer te zijn of gelijk te zijn aan mijn collega’s. Ik was er om te leren. Ik had tijd maar die ruimte gaf ik mezelf niet. Ik wilde niet nutteloos zijn, ik wilde een aanvulling betekenen.
Na dag drie lukte het me steeds meer om een beetje afstand te nemen van de angst die me zo in zijn greep had. Ik doorprikte de angstbubbel, zodat er plaats kwam voor hoop. Ik stopte met huilen, voelde me stilaan wat beter op de redactie en ook het vertrouwen groeide. Ik kan iets, maar nog lang niet alles.
Deze week raasden er verschillende negatieve en irrationele gedachten in dat gekke, perfectionistische en strenge hoofd van me. Ik werd geconfronteerd met allerlei emoties en mijn onkunde op vele vlakken. Maar gelukkig eindigde deze week ook met hoop. Niet alleen door het schrijven van een artikel dat meer bij me paste, maar ik zette ook de eerste stappen in mezelf kunnen en durven tonen.
Er is nog steeds veel stress en paniek in mijn hoofd en lijf, maar eindelijk kan ik weer wat eten nadat ik op minder dan een week bijna drie kilo verloor. En als ik weer kan eten en ervan kan genieten, dan ziet de toekomst er beter uit.
De weg is nog lang, maar er is een uitweg.